Voorwoord uit het boek: Het avontuur van het bewustzijn door Satprem (geschreven in 1970)

Het tijdperk van avonturen is voorbij. Zelfs als we naar het zevende melkwegstelsel gaan, gaan we daarheen gehelmd en gemechaniseerd, en vinden we onszelf terug zoals we zijn: kinderen, oog in oog met de dood, levenden die niet goed weten hoe ze leven, noch waarom, noch waarheen ze gaan. En op aarde weten we best, dat de tijd van Cortez en Pizarro voorbij is: hetzelfde  Mechaniek sluit ons in, de val klapt dicht. Maar zoals altijd blijkt ook hier, dat onze zwaarste tegenspoed de beste gelegenheid is die ons geboden kan worden, en dat de donkere gang alleen maar een gang is die leidt naar een groter licht. We staan dus met de rug tegen de muur, oog in oog met het laatste gebied dat ons nog rest om te onderzoeken, het laatste avontuur: onszelf.

Er zijn tekenen in overvloed, ze zijn eenvoudig en spreken voor zichzelf. Het belangrijkste verschijnsel van de laatste tien jaar is niet de reis naar de maan, maar de ‘trips’ met de drugs, de grote volksverhuizing naar de bergweiden van de hippies, en de gisting onder de studenten over de hele wereld. En waar zouden we heen moeten gaan? Er is geen ruimte meer op de wemelende stranden, geen ruimte meer op de overvolle wegen, geen ruimte meer in de steeds groeiende termietenheuvels van onze steden. We zullen elders een opening moeten vinden.

Maar er zijn allerlei soorten ‘elders’. Dat van de drugs is onzeker en bezaaid met gevaren, en vooral: het is afhankelijk van een extern hulpmiddel – een ervaring moet te verkrijgen zijn wanneer men dat wil en waar dan ook, midden op de markt zo goed als in de eenzaamheid van onze kamer, anders is het geen ervaring, maar een afwijking of een vorm van slavernij. Dat van de psychoanalyse blijft voor het moment beperkt tot een paar slechtverlichte spelonken, en bovenal ontbreekt het haar aan die hefboom van bewustzijn, die de mens in staat stelt te gaan waar hij wil, als meester en niet als machteloze getuige of ziekelijk slachtoffer. Dat van de religie is beter verlicht, maar ook dat is afhankelijk, van een god of een dogma, en vooral: het sluit ons op in één soort ervaring, want men kan net zo goed, en zelfs beter, de gevangene zijn van gindse werelden dan van de wereld hier. En tenslotte wordt de waarde van de ervaring bepaald door haar vermogen het leven te transformeren, anders worden we geconfronteerd met een bedrieglijke droom of een hallucinatie.

Sri Aurobindo laat ons een dubbele ontdekking doen, die we dringend nodig hebben, als we niet alleen een uitlaatklep zoeken voor de ons verstikkende chaos, maar onze wereld willen transformeren. Want als we hem stap voor stap volgen in zijn ongelofelijk onderzoek – zijn techniek van de innerlijke ruimte, om zo te zeggen – dan worden we geleid naar de grootste ontdekking aller tijden, naar de poort van het Grote Geheim dat de uiterlijke wereld moet veranderen, namelijk dat bewustzijn een vermogen is. Verbijsterd als we zijn door de ‘onontkoombare’ wetenschappelijke omstandigheden waarin we geboren zijn, zou het kunnen lijken of de enige hoop van de mens ligt in een progressieve uitbreiding van zijn machines, die beter zullen zien dan hij, beter zullen horen dan hij, beter zullen rekenen dan hij, beter zullen genezen dan hij – en die tenslotte misschien beter zullen leven dan hij. Het gaat er evenwel om te ontdekken, dat wij het beter kunnen dan onze machines, en dat het enorme Mechaniek dat ons verstikt even snel in puin kan vallen als het is ontstaan, als we alleen maar de ware macht zouden aanraken en in ons eigen hart afdalen als methodische, rigoureuze en lucide onderzoekers.

Dan zullen we misschien ontdekken, dat die prachtige twintigste eeuw van ons zich nog maar in het Stenen Tijdperk van de psychologie bevond, en dat we met al onze wetenschap de ware Wetenschap van het Leven nog niet zijn binnengegaan, noch het meesterschap over de wereld en over onszelf, en dat zich voor ons perspectieven openen van een volmaaktheid, een harmonie en een schoonheid, waarnaast onze grootse ontdekkingen zullen verbleken tot het gepruts van een beginneling.

Satprem,
Pondicherry, 27 januari 1970